Zondig Teralfene
Alfenman
Dorpsgenootjes,
Zomer 2011dreigt een klimatologische flop te worden
zonder weerga. Dat simpele
feit heeft de Alfenman terug als een gek aan het
schrijven gezet.
In deze historisch nogal netelige tijden zal men de
Alfenman de komende maanden
geenszins op politiek gevoelige uitspraken kunnen
betrappen.
Onder het motto "wat morgen zal gebeuren is
overmorgen reeds geschiedenis" heeft
de Alfenman besloten om rustig door te gaan met het
uitvlooien van de gewijde
Teralphensche geschiedenis. Dit terwijl die
geschiedenis zelf ondertussen als
een sneltrein voorbij raast.
De Alfenman heeft helemaal niets tegen politici, wel
integendeel. Ieder zijn
ding. Hij moet zelfs deemoedig erkennen dat hij zelf
geen onbeschreven blad is
op politiek vlak. Niet dat hij er spijt van heeft of
zo, maar tegenwoordig
beschouwt hij één en ander uit zijn vorig leven toch
veeleer als een kleine
dwaling. Ja zelfs, een soort onschuldige jeugdzonde. En
gelukkig heeft iedereen
in onze contreien het recht om af en toe eens flink te
zondigen ... zolang er
maar op tijd en stond een biecht volgt.
En precies over de zonde wil de Alfenman het eventjes
hebben, met name over de
"zondige" parochie Teralphene van zo'n vier
eeuwen geleden.
Uit het hieronder vermelde schitterende standaardwerk
(1961 !) van Jozef De
Brouwer werd reeds eerder door anderen (oa. P.Van
Liedekerke) heel wat
informatie gehaald voor wat betreft de toestand van het
kerkgebouw, de pastorie
én de bedienaars te Teralfene in de periode 1550-1621.
Echter omtrent het minder fraaie beeld dat van de
geestelijke toestand (en
godsvrucht) der Teralfenaren in die periode werd
opgehangen is tot nu toe zedig
gezwegen. In de (kerkelijke) dekenale verslagen van
eind 16de én begin 17de eeuw
staan een aantal pittige details vermeld die de
Alfenman jullie niet wil
onthouden.
Na de doortocht van het protestantisme van de Geuzen,
de beeldenstorm én de
Spaanse herroveringen (1582-1585) was de katholieke
kerk in het hele Land van
Aalst gedurende de periode 1580-1600 in een troosteloze
toestand beland: overal
vernielde en afgebrande kerken, nauwelijks roepingen,
een groot priestertekort
én onverschilligheid bij de gelovigen. Volgens een
dekenaal verslag van 1596
behoorde de parochie Teralfene tot de slechtsten van de
klas: de Teralfenaren
werden erin omschreven als "gens ad divina
tarda" (blz 177) (= "mensen met een
zwakke godsvrucht") én ook als "gens rustica
maxima" (blz 249) wat zoveel
betekent als boertig, ruw of ongemanierd.
Deze toestand werd vooral toegeschreven aan de
afwezigheid van een vast
inwonende pastoor. Slechts af en toe kwam een bedienaar
langs uit een naburige
parochie, maar te Teralfene kon zelfs de zondagsmis in
1595 niet verzekerd
worden (blz 170). In een poging om hieraan te verhelpen
kreeg Teralfene een jaar
later (1596) een vaste pastoor toegewezen, namelijk
Henricus Boulaer. Onze
nieuwe zieleherder moest echter na amper twee jaar (in
1598) reeds 'afgesteld'
worden nadat gebleken was dat de dienstmeid van hem
zwanger was ("cum ancilla
gravida"), blz 156. En opnieuw zal Teralfene vele
jaren moeten wachten op een
vaste pastoor. Over de dienstmeid en haar nageslacht
heeft de Alfenman overigens
verder niets meer vernomen.
Niet enkel de kerkelijke bediening (en regelmatige
katholieke prediking) bleef
tot begin de 17de eeuw een teer punt, ook was er nog
steeds het gevaar voor een
heropflakkering van het ketterse gedachtengoed. In de dekenij
Aalst beschouwde
men immers vooral de streek
Denderleeuw-Liedekerke-Iddergem nog door de ketterij
besmet (blz 179), al vertrokken de vurigste
protestanten ook uit deze dorpen
uiteindelijk richting Holland.
Het kan verkeren, zei Bredero ! Hoe ongemanierd, zondig
en ketters onze
dorpsgenoten nog werden beschouwd op het eind van de
16de eeuw, drie eeuwen
later was Teralphene blijkbaar de "Bloem der
Katholieken" geworden. En inderdaad
in de tweede helft van de 19de eeuw werden er hier een
opmerkelijk groot aantal
kapelletjes gebouwd. Op de Ballei kwam er zowel het
Annonciadenklooster (1870)
als de Lourdesgrot (1885). En als kers op de taart
kreeg onze kerk in 1895 een
nieuwe veel grotere toren (zoals wij die nu kennen), op
een moment dat nochtans
het zondige Daensisme én Socialisme overal elders aan
het doorbreken waren ...
Er is dus wel degelijk nog hoop voor alle zondaars !
Bronnen:
DE BROUWER J., Bijdrage tot de Geschiedenis van het
Godsdienstig Leven en de
Kerkelijke Instellingen in het Land van Aalst tussen
1550 en 1621, Aalst, 1961