Noordervlucht - Teralfene

Ga naar de inhoud

Noordervlucht

Alfenman
 
 

 
De Alfenman heeft een aspirientje moeten slikken tijdens het doorworstelen van de complexe feodale structuren en de positie van de edellieden van de 16de en de 17de eeuw in onze omgeving. Toch was het zeker nuttig om zodoende een beter zicht te krijgen over wat er zich nogal ver boven de hoofden van onze dorpsgenoten heeft afgespeeld. Hierna volgt in grote lijnen een overzicht van de voornaamste gebeurtenissen met en rondom de adellijke poppetjes van die tijd. We moeten daarvoor wel even een ommetje maken langs Liedekerke..

In volle Geuzentijd (+/-1575) was de Henegouwse 'baron van Auxi' Jacques de Henin-Liétard komen huwen met Maria Hannaert, barones én erfgename van de titel "Vrouwe van Liedekerke en Leeuwe". Op deze manier zal de heerlijkheid Liedekerke-Denderleeuw én de burcht van de heren van Liedekerke voor lange tijd, ja zelfs tot aan het eind van het ancien regime (1795), in handen komen van de Henegouwse familie 'de Henin-Liétard'. Deze voorname adellijke familie voerde de titel 'graaf van Boussu'  én zal gedurende (slechts) een tiental jaar eveneens de feodale heer voor ons eigenste dorp leveren. Dit pasgetrouwde adellijke koppel is zeker niet fulltime gaan wonen  in hun oude burcht aan de Kasteelstraat (want daar in de buurt was toen nog geen Delhaize :-) ). Ze vestigden zich echter te Aalst aangezien Jacques daar ook benoemd was tot hoogbaljuw, een soort goeverneursfunctie in het Land van Aalst.

In de historische roman Het Geuzenboek vertelt Louis Paul Boon (vanaf blz 625) het verhaal van bovenvermeld koppel om de dubbelzinnige en twijfelende houding van veel edellieden gedurende de Geuzentijd te illustreren. Boon brengt het natuurlijk op zijn manier, nogal pamflettair en kiest resoluut partij voor de Geuzen, maar algemeen wordt erkend dat de details die hij aanhaalt op correct historisch onderzoek zijn gebaseerd. Het verhaal gaat als volgt: de Liedekerkse barones Maria Hannaert was in het geheim tot het Calvinisme overgegaan zijn en ze zou haar man Jacques gestimuleerd hebben om eveneens van kamp te veranderen. Jacques had tot dan toe steeds op twee paarden gewed, had gewikt en gewogen, maar besloot omstreeks 1579 uiteindelijk dan toch voluit de kant van de opstandelingen (Geuzen) te kiezen. Hij zou incognito uit Aalst vertrokken zijn om hun Liedekerkse burcht in staat van verdediging te brengen om het zo de Geuzen aan te bieden. Boon beschrijft levendig de troepenbewegingen van de Geuzen rondom Aalst...

Het is geweten dat de Liedekerkse barones en haar man Jacques nadien, zoals zovelen uit de Zuidelijke Nederlanden na de val van Antwerpen (1585), naar het noorden zijn uitgeweken, derhalve een groot deel van hun familie en bezittingen in de zuidelijke Nederlanden achterlatend. Ze beschikten echter zelf ook over enige bezittingen en titels in dat noorden (o.a. in Zeeland) die ze daar moesten zien te behouden. Toch zal Jacques in een latere fase blijkbaar terug compromissen proberen te sluiten met de Spanjaarden al was het maar om de erfelijke titels en bezittingen hier in de Zuidelijke Nederlanden voor zijn nageslacht veilig te kunnen stellen.

Het is een feit dat de Geuzen vanaf een bepaald ogenblik de burcht van Liedekerke in handen hadden - en zich daarin verschanst hadden - tot op het moment dat het leger van de Spaanse veldheer Farnèse het opnieuw veroverde (1582). Bovendien is het juist dat Maria Hannaert, "vrouwe van Liedekerke" in 1608 is overleden te 's-Gravenhage (Den Haag), een stad waar heel wat aristocratische 'vluchtelingen' uit de Zuidelijke Nederlanden terechtgekomen waren na de Spaanse herroveringen. Bij de familie Hannaert moet er trouwens al langer sympathie (of toch minstens grote tolerantie) geweest zijn ten aanzien van de protestantse godsdienst. Zo had Maria's vader Karel Hannaert, heer van Liedekerke, te Antwerpen reeds in het jaar van de beeldenstorm (1566) ter hoogte van de Wapper één van zijn eigen panden/eigendommen ter beschikking gesteld aan protestantse predikers. Deze eigendom was één van de slechts drie plaatsen in Antwerpen waar de protestantse religie op dat moment officieel mocht beleden worden (Godsdienst-akkoord te Antwerpen) om er de gemoederen te kunnen bedaren....

Over Jacques is in oude teksten vooral te lezen dat hij wel erg vaak van kamp veranderd was: "Jacob de Heunin Baron van Auxsy, en daer naer Heere van Liedekerke door zyn houwelyk met Marie Hannaert: hy volgde by beurten dan de Staten (=Oranje), dan den Coning, waerom hy ook van beyde de partyen wierdt mistrouwt"
Feit is dat hij, om zijn belangen te verdedigen, vaak deelnam aan de raadplegingen van de Staten-Generaal van de Nederlanden waarvan de vergaderingen vanaf 1585 in Den Haag plaatsvonden. Volledigheidshalve is er ook nog het feit dat Jacques zijn bekendere oudere broer Maximilien de Hénin-Liétard (I),"graaf van Boussu"  (http://nl.wikipedia.org/wiki/Maximilien_de_H%C3%A9nin-Li%C3%A9tard) in die tijd een belangrijk militair en politicus was die lange tijd gevochten had aan de zijde van de spanjaarden, maar in 1576 ook plots van kamp gewisseld was en vanaf dan aan de kant van Willem van Oranje vocht tot aan zijn dood te Antwerpen in 1578.
In tegenstelling tot zijn echtgenote Maria zou Jacques steeds katholiek gebleven zijn en hijzelf zou uiteindelijk terug geprobeerd hebben om toenadering te zoeken tot de Spaanse koning zoals trouwens de meeste Henegouwse edellieden. Toch heeft hij zelf nooit de titel 'Graaf van Boussu' mogen dragen, een titel die hem volgens de normale erfopvolging nochtans toekwam in 1598. Hij vertrok (wellicht ná 1608, toen Maria Hannaert stierf in Den Haag) uit de nog jonge noordelijke 'Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden' en trok zich terug in Frankrijk. Hij hertrouwde nog en stierf volgens de bronnen omstreeks 1618.

Ook voor ons Teralfenaren is het verhaal interessant: nadat het dorp vele eeuwen tot het grote persoonlijke bezit behoord had van de landvorst, kreeg Teralfene vanaf 1630 eindelijk een eigen leenheer: Albert-Maximilien de Hénin-Liétard (ook genoemd 'Albert, graaf van Boussu') werd de eerste gekende heer van Teralfene en hij was de kleinzoon van ons koppel Jacques en Maria uit het Geuzenboek van Boon.

De vader van deze Albert-Maximilien heette immers Maximilien (II) de Henin-Liétard, geboren omstreeks 1580 als oudste zoon van Jacques en Maria Hannaert. Deze kon onder Spaanse bezetting na de vroege dood van zijn neef in 1598 blijkbaar zonder al te grote problemen diens belangrijke titel ('graaf van Boussu' !) en bezittingen (oa. renaissance-kasteel in Boussu) overerven ondanks het feit dat zijn eigen ouders indertijd voor de Geuzen en Willem van Oranje hadden gekozen. Zijn vader Jacques had zich zelf voor de Spanjaarden te onmogelijk gemaakt en werd dus "gepasseerd". Het is geweten dat Maximilien (II) de Henin-Liétard, die uiteraard ook heer van Liedekerke was, in 1625 in het kasteel van Liedekerke is overleden.

Niet lang na diens dood zouden ook de 4 dorpen van de meierij Erembodegem, waaronder dus Teralfene, onder de familie de Hénin-Liétard ("de Boussu") komen. Het besluit van deze familie om in 1630 de heerlijke rechten over de meierij Erembodegem aan te kopen betekende een logische uitbreiding van hun machtsgebied: de dorpen van de meierij (Erembodegem, Teralfene, Welle en Iddergem) liggen immers mooi gespreid rondom hun oorspronkelijke heerlijkheid Liedekerke-Denderleeuw...

Men moet weten dat Teralfene tot 1630, net als de andere dorpen van de meierij Erembodegem, gedurende vele eeuwen slechts één van de vele 's graven propre dorpen geweest was. In dergelijke dorpen was de bevolking niet onderhorig aan één of andere plaatselijke heer, zoals bijvoorbeeld in Liedekerke al eeuwenlang het geval was. Het grondgebied van Teralfene (uitgezonderd de kleine enclave Ter Elst dat wél steeds een eigen leenheer had) maakte eeuwenlang deel uit van het grote persoonlijke domein van de 'graaf van Vlaanderen'. In de Geuzentijd was dat bijvoorbeeld koning Filips II, niet echt een populair heerschap in onze streken. De Spaanse koning hield zich uiteraard niet zelf bezig met die dorpen: de Hoogbaljuw van het Land van Aalst vertegenwoordigde daar de vorst hij benoemde per meierij een plaatselijke baljuw + een aantal schepenen + officieren. Tussen haakjes: er zal in de Geuzentijd natuurlijk een groot bestuurlijk gezagsprobleem ontstaan zijn toen bleek dat die hoogbaljuw zelf overgelopen was naar het kamp van Willem Van Oranje (zoals hierboven beschreven) ...

Maar vanaf 1630 veranderde dus alles: in dat jaar verkocht de toenmalige koning Filips IV uit geldnood de 's gravens propre dorpen. De meierij van Erembodegem werd in leenpand gegeven aan de familie de Hénin-Liétard ("Boussu's") tegen een naar verluid hoge koopsom. Concreet nam de weduwe van de in 1625 gestorven Maximilien (I) de Henin-Liétard nog enkele jaren de honneurs waar tot in 1632 toen hun zoon Albert-Maximilien de Hénin-Liétard meerderjarig werd en de fakkel kon overnemen.
Deze nieuwe heer had oa. het recht om zelf naar eigen goedvinden een baljuw, de schepenen en officieren te benoemen in de meierij.
Gedurende een periode van slechts 12 jaar (1630-1642) was de heer van Teralfene toen dezelfde als die van Liedekerke. Maar in 1642 reeds werd onze meierij Erembodegem alweer verkocht, ditmaal aan de familie 'du Bosch' met hun Kasteel van Overhamme bij Aalst. Liedekerke daarentegen zal nog tot aan het eind van het ancien regime (1795) doorgaan onder de familie de Hénin-Liétard.....
 

 
Terug naar de inhoud